Over 'Het Land van Aankomst' van Paul Scheffer

Over 'Het Land van Aankomst' van Paul Scheffer

door Bart Van Nuffelen

Dit opstel is in twee zomernachten neergeschreven in café Capitole in de Gemeentestraat, alwaar geheel passend vloeiende siroop uit de boxen droop (ge kent da, van die zwarten die falset zingen, els van de martha’s noemt da prachtig ‘titjesmuziek’ en die kan het weten want die hare man is dj én die wonen in het diepste putteke van Borgerhout).

Op den ene tv trilden de prachtige billen en op den andere tv werden onophoudelijk matchen catch gemimed.  Aan het raam trok er een stoet nachtdieren voorbij en hoe later het werd, hoe donkerder die nachtdieren en hoe bleker ikke —  In dat prachtige kader probeerde ik het boek ‘Het Land van Aankomst’ samen te vatten, een enigszins droge en meer dan 400 bladzijden tellende turf van de Nederlander Paul Scheffer  — Dit boek, moet ge weten, is één van de aanstichters van het nu al legendarische Revue-project van het MartHa!tentatief en vormt er meteen een soort van dramaturgie van. Op de volgende bladzijden volgt een poging tot synthese van Scheffers boek (om te vermijden dat ge hem helemaal zelf zoudt moeten lezen), maar ge zijt gewaarschuwd; gelijk dat gaat met syntheses wordt de werkelijke inhoud van het boek geheel ondergeschikt gemaakt aan hetgeen mij erin heeft getroffen ; de waarheden over de nieuwe wereld, over onze oude stad en over de nachtdieren van café Capitole, waartoe ik heden avond behoor.

1. Het land van Aankomst

Zelden heeft een opiniestuk in een krant zoveel ophef veroorzaakt als het essay van  de Nederlandse hoogleraar grotestedenproblematiek Paul Scheffer, dat hij in 2000 onder de titel ‘Het Multiculturele Drama’ publiceerde in  het NRC Handelsblad. Men vond dat hij het land moest worden uitgezet. En de burgemeester van Rotterdam liet weten dat zijn stad geen ‘Scheffer-probleem’ had.

De stelling van Scheffer kwam hierop neer:

'De integratie van migranten is mislukt omdat we geweigerd hebben de problemen onder ogen te zien en omdat we ons zijn blijven wentelen in een verkeerd begrepen multiculturalisme.'

De commotie die volgde op zijn pamflet genoodzaakte Scheffer zijn visie verder uit te werken in een boek. ‘Het is een vermenging van gesprekken en studie’, schrijft hij ergens, ‘van talloze debatten en eenzame uren tussen de boeken’.  Ondertussen zijn er vliegtuigen in het WTC gevlogen, is Pim Fortuyn neergeschoten, is Ayaan Hirsi Ali eerst een paar jaar ondergedoken alvorens naar Amerika te vluchten en is er een mes in Theo Van Gogh gepland.

En zeven jaar later is eindelijk ‘Het Land van Aankomst’ verschenen, dat nog eens een klein jaar later in het hoofd van ondergetekende enkele ontploffingen veroorzaakt.

Het lezen van ‘Het Land van Aankomst’ is samen met de roman ‘Stralend Heldere Ochtend’ van de Amerikaanse schrijver James Frey de aanzet geweest tot het fenomenale Revue-project van het MartHa!tentatief en vormt er meteen een soort van dramaturgie van. Omdat een aantal mijner vastgeroeste opvattingen over migranten en integratie tijdens het lezen van dit boek aan het wankelen ging. Omdat ik plots enkele aspecten van de realiteit zoals die zich dagelijks rondom mij afspeelt, beter begrijp. En omdat mijn veelkleurige buurt zo als bij toverslag nog veel interessanter en raadselachtiger is geworden.

En vooral omdat ‘Het Land van Aankomst’ een 400 bladzijden durende oproep is tot meer betrokkenheid, meer verhalen en beter toneel over de stad aan het begin van de 21ste eeuw. Een stad die er al is in zijn nieuwe gedaante,  maar die wij allen – zo durf ik geloven – tot op heden in al zijn complexiteit en rijkdom weigeren te zien.

2.    De Stad aan het Begin van de 21ste eeuw

In september 2009 zal meer dan de helft van de kinderen in het eerste leerjaar het Nederlands niet als moedertaal hebben. In Antwerpen-Stad is dat al jaren zo, maar ditmaal spreken we over het gehele grondgebied van de stad Antwerpen, inclusief de ‘betere’ buurten aan de rand. De komende decennia zal dit percentage gestaag toenemen en worden de stedelijke scholen voor een haast onmogelijke opdracht geplaatst. Want dat dit een evolutie is zonder voorgaande, staat buiten kijf. Er zullen massaal scholen moeten worden bijgebouwd. En veel belangrijker nog ; de directies en de leerkrachten zullen modellen moeten ontwikkelen om met deze ongeziene opdracht om te gaan.

De tournee van de MartHa!tentatief jeugdvoorstelling Onderzeeboot’, afgelopen voorjaar in tien Antwerpse concentratiescholen, toonde ons dat van enige ontwikkeling vooralsnog geen sprake is. We ontmoetten overwegend gedesillusioneerde leerkrachten, speelden in aftandse infrastructuur en werden overvallen door een veelal deprimerende schoolsfeer. (Schrikwekkende cijfers van bv. werkloosheid onder jonge migranten van de tweede en derde generatie leveren het – onnodige – bijkomende bewijs da.)

Tot spijt van wie het benijdt ; de moderne stad is definitief van gedaante veranderd. En op de één of andere manier slagen we (ikmijzelf in de eerste plaats ) erin dat tot op heden minstens gedeeltelijk te negeren. Dat negeren zal in de nabije toekomst onmogelijk worden. Volgens prognoses zal de Nederlandse bevolking rond 2050 voor 30 procent uit migranten en hun kinderen bestaan. Tel daarbij ook nog de derde generatie en dan zal 4 op de 10 inwoners voortkomen uit naoorlogse migratie. Wat ooit gangbare Nederlandse achternamen waren, zullen dat niet meer zijn, het beeld van de ‘gemiddelde’ Nederlander zal in een eeuw tijd onherkenbaar veranderd zijn. Om van de ‘gemiddelde’ stadsbewoner nog te zwijgen. Er zijn geen redenen om aan te nemen dat het bij ons anders is. Nu al wordt Antwerpen de op één na meest multiculturele stad van de wereld genoemd. Wie dan écht de meest multiculturele stad ter wereld is, daarover lopen de meningen uiteen ; Rotterdam of Amsterdam —  Dat alles vormt het uitgangspunt voor het essay van Paul Scheffer  —

‘Hele generaties worden onder mom van tolerantie afgeschreven. Het huidige beleid van ruime toelating en beperkte integratie vergroot de ongelijkheid en draagt bij tot een gevoel van vervreemding in de samenleving. De tolerantie kreunt onder de last van achterstallig onderhoud. Het multiculturele drama dat zich voltrekt is dan ook de grootste bedreiging voor de maatschappelijke vrede’.

3.    De multiculturele droom

De eerste en wellicht hardnekkigste mijner mythes die werden ontkracht, was die van de ‘multiculturele droom’. Onuitgesproken geloofde ik nog dat het enkel een kwestie van tijd is alvorens de gemengde, of multiculturele zo u wil, samenleving een feit is. Ik ging ervan uit dat – als we maar lang genoeg wachten – we op een dag allemaal samen de inwoners van dezelfde stad zullen zijn, dat we uiteindelijk dezelfde waarden zullen delen en dezelfde verhalen zullen vertellen aan onze kinderen. Zo een evolutie had zich tenslotte toch ook voorgedaan bij bv. de nakomelingen van de miljoenen Ieren die rond 1900 naar Amerika emigreerden en die vandaag in de eerste plaats Amerikanen zijn ?  En Amerika, dat is toch dat sociaal volkomen achterlijk land (dat vandaag wel een gekleurde president heeft) ? Waarom zou het hier anders zijn ? Er zijn in absolute getallen niet meer migranten nu hier, dan daar toen. Dat is een feit.

Scheffer toont echter aan hoe de omstandigheden in vergelijking met de bovengenoemde Ieren fundamenteel gewijzigd zijn. Hoe de Ierse migranten niet anders konden dan na decennia en zelfs generaties strijd en afweer uiteindelijk de ‘ontvangende’ cultuur te omarmen. Omdat er eenvoudigweg geen andere keuze was. En hoe dat vandaag veranderd is. Hoe de technologische ontwikkelingen de huidige generatie migranten toelaat om via schotelantennes hun eigen programma’s te blijven volgen, hun bruiden met lage kost maatschappijen in te vliegen, via internet en skype dagelijks met het land van oorsprong in contact te blijven.. En zo merkt Scheffer schamper op (da rijmt zo een beetje) ; ‘inderdaad de ‘global village’, maar zouden de bedenkers van die slogan ooit hebben beseft dat de wereldwijde communicatie inderdaad een dorpse samenleving kan voeden ?’

En zo zegt hij nog ergens;

‘de monotone hoogbouw is gemarkeerd door satellietschotels die op EEN ANDERE WERKELIJKHEID zijn afgestemd. Die zijn er heus niet om naar het Nederlandse journaal te kijken’.

In onze stad is het niet anders. Het is tegelijkertijd angstwekkend en hoogst prikkelend dat zoveel realiteiten in de moderne stad naast mekaar bestaan. Dat de kinderen in onze straat geen gemeenschappelijke jeugdhelden hebben, dat we elke avond allemaal samen een inhoudelijk compleet verschillend nieuws zien, dat onze buren zich verkneukelen in de smeuïge verhalen van soapsterren en starlets waar we nog nooit van gehoord hebben. En misschien moet - ter lering en vermaak – bij elke Revue wel een reeks monitors worden opgesteld met daarop het simultane tv-dagmenu van de mensen die ge ziet. De soaps van de wereld. De kinderprogramma’s van de wereld. De simultane tandpastaglimlach van inwisselbare maar geheel verschillende presentatoren.

Toen ik mij de tweede avond naar café Capitole begaf, moest ik eerst in de nachtwinkel nog melk gaan kopen voor het jongste welpke morgenvroeg. En de Pakistaanse verkoper gaf me eerst een pakske marlboro en erna een fles gin. Omdat hij met anderhalf oog de belangrijkste match van het jaar aan het volgen was. Net als nog een stuk of vijf ander Pakistani, die in een klein achterafkamertje van de spanning bekan hun kussen aan het opeten waren . Omwille van de cricketinterland Sri Lanka – Pakistan, zo bleek. En hier in café Capitole in de Gemeentestraat speelt een troepke Afghanen een mysterieus tafelspel met witte en zwarte schijfkes die in gatjes moeten gemikt worden. En alles klopt, behalve café Capitole. Dat had in de Afghaanse hoogvlakte moeten liggen en niet in de Gemeentestraat.

En ten overvloede ; gisteren nog zag ik mijn overbuur na een halsbrekende tocht langs de regenpijp ( !) op het dak klimmen ter bevestiging van een zoveelste schotelantenne. Er stonden er – zover ik kon zien – al zes op en nummer zeven werd in alle mogelijke windrichtingen gekanteld en gedraaid. En heel de wereld passeerde  op het televisiescherm dat zijn kompaan, twee verdiepingen lager, nauwlettend in de gaten hield, alvorens halt te houden in – naar ik vermoed – het Verre Oosten .

Scheffer concludeert dat het idee van de multiculturele samenleving een ideefix is geworden en hoe we in de werkelijkheid echter onmiskenbaar evolueren naar een gemeenschap als ‘een eilandenrijk zonder veel bruggen’ —  Ofte de moderne stad als een geheel van min of meer opzichzelf teruggeworpen cultuurgemeenschappen met weinig en zwakke onderlinge verbindingen  —

En dat besef, die toekomstvisie, kwam voor mij – ik geef het toe; in tegenstelling tot u, hooggeëerde lezer, ben ik hogelijks naïef – als een schok. Wellicht omdat het me beroofde van de sussende gedachte van een weliswaar trage maar onafwendbare assimilatie. En dat dit besef me ertoe verplicht me eindelijk werkelijk in al die mensen en hun gemeenschappen te gaan interesseren.

4.    Een verhaal van vervreemding

Enigszins geïndoctrineerd door het samengaan van een opvoeding in een wit slaapdorp aan de rand van de stad, een met vrucht ingelepelde opvoeding van verdraagzaamheid en geduld en de daaruit voortvloeiende afkeer van het discours van het Vlaams Blok/Belang heb ik migratie tot voor enkele weken hoofdzakelijk als ‘positief’ ervaren, als een evidente meerwaarde voor onze samenleving. En hoewel ik daar na het lezen van ‘Het land van aankomst’ niet fundamenteel anders over denk, is deze houding inmiddels geheel van zijn evidentie ontdaan.

‘Alle migratie is verlies’, schrijft Scheffer. En hij citeert uit geschriften van Indische emigrés (Nederlanders die uit Nederlands Indië – het huidige Indonesie – zijn verdreven) en hoe die ‘doelloos voor het raam zitten, kijkend naar de natte straten en bladerloze takken en denken aan hun kebonan met vruchtenbomen, hun bloemperken met palmen’. Of hoe de Nederlandse succesauteur Kader Abdollah (afkomstig uit Iran en auteur van het even prachtige als aanbevelingswaardige ‘Het huis van de Moskee’) het beschrijft;

'We waren ineens uit een cultuur waarin alles achter de gordijnen gebeurde, in een halfnaakte samenleving gevallen.’

En hij vertelt hoe zijn vrouw minder en minder met hem te maken wil hebben;

‘eigenlijk had ik haar niets aantrekelijks meer te bieden. Van een man met perspectief was ik een zoeker naar kortstondige baantjes geworden.’

En dat statusverlies is in onze straten dagelijks te zien; het beeld van een oudere man in een kaftan die aan de hand van zijn zoontje in de apotheek staat omdat hij de taal niet machtig is. Kinderen die hun ouders noodgedwongen vergezellen bij de dokter. Het heeft iets vernederends.

Dat statusverlies is een klassiek gegeven in de geschiedenis van de migratie. ‘Eenzaamheid, verwijdering van de dorpsgemeenschap en wanhoop over de onbeduidendheid van hun eigen talenten, dat kleurt het wereldbeeld van de boeren in Amerika’, schreef de wetenschapper Handlin al in het begin van de vorige eeuw. De desoriëntatie slaat nog harder toe wanneer ook een bruuske overgang dient gemaakt van een dorpsgemeenschap naar de anonieme stad. Wie de moeite neemt om zich een voorstelling te maken van de ervaring van de meeste nieuwkomers begrijpt dat de aankomst in een nieuwe wereld duizelingwekkkend is. Of zoals de Franse historicus Noiriel schrijft ;

‘boven op de schok van de verplaatsing, de ontdekking van een nieuwe omgeving die is getekend door de snelheid van de lopende band en het verwarrende gangenstelsel van de ondergrondse, komt ook nog eens het onbegrip voor de nieuwe dominante normen.'

Het welhaast logische gevolg is dat die vreemde wereld tezelfdertijd zo veel mogelijk op een afstand wordt gehouden. Dat migranten naar mekaar toetrekken, samenhokken in bepaalde armere wijken (segregatie), dat het geloof hardnekkiger dan ooit wordt omarmd als baken van rust en herkenning en dat de liberale normen en waarden met evenveel hartstocht worden verworpen.

Het even logische gevolg is dat de migratie ook voor de ‘ontvangers’ al snel eenzelfde verlies heeft veroorzaakt. Groot moet de verbijstering zijn geweest voor de oorspronkelijke bewoners van de latere migrantenwijken dat op de tijdsspanne van enkele jaren hun vertrouwde leefomgeving veranderde in een soort van ghetto met moskees, theehuizen en schimmige vzw’s. Er kan niet ontkend worden dat de verdedigers van het multiculturalisme al te lang niet in de wijken woonden waar die migranten massaal neerstreken. En het is al even veelzeggend dat het thema pas de laatste jaren ook door de middenklasse serieus wordt genomen, nu de gevolgen ook voor hen niet langer te negeren zijn.

Wat me meteen een interessante ‘grondgedachte’ levert voor het stuk over het Vlaams Blok, waar ik nu al jaren regelmatig op knauw. En waar ik in eerste

instantie begrip wil tonen voor de wellicht terechte klachten en frustraties van bewoners van bv. de Stuivenbergwijk, beroemd geworden door de onthutsende Jambersreportage uit ’88– grappig trouwens hoe hun toen nog choquerende rauwe anti-establishment-stemming nu gemeengoed is geworden, haha, een stelletje semi-marginalen (zo zag ik ze toen, als ik heel eerlijk ben) als early adopters (bijna bijna, ik heb mij juist kunnen inhouden, schreef ik, om flauw te doen, adaptors), als toonzetters van het toekomstige Vlaanderenland.

5.    Een nieuwe breuklijn

Eveneens revelerend terzake is de nieuwe maatschappelijke breuklijn die Scheffer bespeurt in onze samenleving; met name die tussen ‘provincialen’ en ‘wereldburgers’. Of zoals de socioloog Manuel Castells het zegt ;

‘Tegenover elkaar staan een kosmopolitische elite, die in dagelijkse verbinding staat met de hele wereld en een tribalisme van lokale gemeenschappen die zich terugtrekken in hun eigen ruimte als een laatste verweer tegen de macro-economische krachten.'

Het is een breuklijn die vreemd én interessant genoeg los doorheen de tegenstelling migranten en oorspronkelijke bevolking loopt. Ik probeer dat goed uit te leggen.

Het is evident en algemeen aangenomen dat het zich terugtrekken in de eigen ruimte meer dan gemiddeld wordt aangetroffen in tal van migrantengemeenschappen. Niet alleen zijn in de landen van herkomst de etnocentrische tradities vaak heel sterk, daarenboven gaat de grote nadruk op de familie samen met een wantrouwen tegen de maatschappij. Verder is het gros van de migranten laagopgeleid. Voeg daarbij nog de onzekerheid die door de migratie vanzelfsprekend wordt opgeroepen, de sterkere religieuze binding die daarmee samenhangt en alle ingredienten voor tribalisme zijn aanwezig. Het wordt pas écht interessant als dezelfde tendens ook bij de oorspronkelijke bevolking kan worden aangetoond, zoals David Van Reybrouck doet in zijn boek ‘Pleidooi voor populisme’;

‘In Vlaanderen en Nederland groeit de kloof tussen hoog- en laagopgeleiden. Terwijl de eerste groep kosmopolitisch de globalisering bezingt, schaart de tweede zich achter de nieuwe vormen van nationalisme. Wie een hogere studie heeft volbracht staat anders in het leven, koestert andere idealen, houdt van andere muziek, andere kledij, andere voeding, auto’s en vakantiebestemmingen dan wie dat niet heeft gedaan. Dat zorgt voor een nieuwe maatschappelijke breuklijn. En die is niet klassiek sociaal-economisch van aard (links tegen rechts), noch confessioneel (katholiek-vrijzinnig), maar cultureel-ethisch : kosmopolitisch versus nationalistisch.’  

Op die manier zijn de politieke schokken naar aanleiding van de migratie beter te begrijpen. Scheffer noemt de opkomst en het succes van populistische en anti-migranten-partijen sinds de jaren ’80 ‘een opstand der burgers’. Een opstand die enerzijds begrepen kan worden als een verzet tegen verlies aan maatschappelijke status en wantrouwen jegens het functioneren van de vertegenwoordigende democratie, maar die we nog veel meer zouden moeten lezen als een behoefte aan culturele bescherming, waarbij weerzin tegen massa-migratie en het daarmee gepaard gaande multicultuele beleid de doorslag geven.

Alvorens op een luide toon deze nieuwe bewegingen te veroordelen, schrijft Scheffer, doet men er goed aan de democratische vitaliteit ervan te begrijpen. Of anders gezegd ; men zou de opkomst van politici als Filip Dewinter, Haider, Le Pen en Wilders ook als een uitnodiging tot kritisch zelfonderzoek kunnen opvatten.

6.    De catch 22 van de migratie

En dan nu, dames en heren, de vraag der vragen: is er aan de wereldwijde migratie, oorzaak van zoveel onbehagen, iets te doen ? En zo ja, hoe ? En zo nee, hoe ons daartoe te verhouden ?

De migratieproblematiek doet zich niet enkel voor in onze hedendaagse steden, het is een mondiaal fenomeen. Aan de grenzen van de welvarende wereld stapelen de drama’s zich op. Aan de grens met Mexico verdwalen illegale migranten in de woestijn en komen om door verdroging, Chinese vluchtelingen stikken in containers, Afrikanen die de oversteek wagen verdrinken in gammele bootjes.

Sinds de tweede helft van de 19de eeuw zijn miljoenen mensen op drift vanwege de industrialisatie en de enorme bevolkingsgroei. Mensen werden losgescheurd uit hun eeuwenoude omgeving door grote economische en sociale krachten en hun wachtte een moeizame aanpassing aan een nieuwe wereld. Migratie is een verhaal van alle tijden. Het is  de koloniale expansie van Europa (vanaf de ontdekking van Amerika in 1492) die een grenzeloos netwerk van economische en culturele afhankelijkheden heeft gevormd. Of anders gezegd ; aan de relatief recente migratiebewegingen in onze richting is iets voorafgegaan : zonder de overzeese bezettingen van de Europese koloniale mogendheden waren de bewoners uit deze werelddelen minder snel op drift geraakt en deze kant uitgekomen.

Aan die verantwoordelijkheid, hoewel historisch, kunnen wij vandaag niet zomaar voorbijgaan, vond ik altijd. Voelde ik instinctief.

—  Gelijk iedereen zag ik, terwijl ik notjes at en ne cola dronk, de beelden van hongerende kinderen. Zag ik dat mijn sportschoenen door kleine Chinese vingerkes in mekaar werden gestikt  —

Ik werd er soms opstandig van, veel vaker nog neerslachtig en platgeslagen door een verpletterende verantwoordelijkheid. En na nen tijd zapt ge die beelden weg. En slaagt ge de buitenlandpagina’s in de gazet over. Daarover schrijft Scheffer zeer treffend het volgende :

‘Doordat de hele wereld vrijwel gelijktijdig tot ons doordringt via de moderne media, worden we overvraagd. De stroom van slecht nieuws doet een beroep op het geweten en vraagt om handelen, maar de mogelijkheden daartoe zijn beperkt. De aanspraken van een moraal die de wereld als een lotsgemeenschap wil zien, lokken gemakkelijk een verwerping van alle verplichting uit.’

Dat klopt als ne zwerende vinger, gelijk ze zeggen.

Vorig jaar rond deze tijd zat ik hier in hetzelfde café Capitole de dood van teveel dierbaren te verbijten, een periode die grenzeloos teer is neergeschreven in het nu al legendarische stuk ‘SOLO over het grote dierenbos in het jaar nul van de vlaamse onafhankelijkheid’. De essentie van dat stuk bestond eruit dat dit harige beest door het heengaan van voornoemde dierbaren zijn pantser was kwijtgeraakt, dat hem beschermde tegen de contradicties van deze tijd. Zijn blootliggende zenuwbanen bleken niet langer bestand tegen het wereldwijde onrecht. Een foto van een klein wenend negerke bijvoorbeeld, diep op de buitenlandpagina’s van de krant weggemoffeld, trof dat beest midscheeps. En het beest beloofde zichzelf deze naaktheid nooit nimmer meer te vergeten en de wereld voortaan te zien zoals die werkelijk was. En die werkelijkheid nooit meer te laten ondersneeuwen door de weekendbijlages vol recensies van de hipste visrestaurants, voordeligste citytrips en de laatste sensationele I phone-toepassing. En ja, ook wij – mijn vrouw de eekhoorn en ikzelf – droomden van een lichtstraat in onze keuken en een centraal kookeiland. Maar hoe kunt ge dromen van een lichtstraat als ondertussen in de straat van Gibraltar de woestijn- en oerwouddieren verzuipen ?

En geheel begeesterd sprak ik daarover met mijn nog levende dierbaren. En nu komt het. Zelfs de geheel uit goedheid en wijsheid opgetrokken klein jowanneke verklaarde even voorzichtig als beslist dat hij zich niet schuldig wenste te voelen over de wereldwijde oneerlijkheid. En mijn vrouw de eekhoorn, wiens hartje steeds opzichtig klopt achter de tere borstpels, wierp op,

—  dat we toch vooral ook gewoon gelukkig moesten proberen zijn  —

Zoals u dat zeker eens moet nalezen in het vermakelijke verslag van mijn reis naar Congo had ik het geluk,  en de eer, om enkele maanden geleden in het kader van een toekomstig theaterproject de Congolese hoofdstad Kinshasa te bezoeken.

En zoals ik in het tot tranen toe ontroerende slot ervan beschrijf, ben ik van Congo teruggekeerd met het betonnen voornemen nu werkelijk iets te gaan doen aan het onrecht in de wereld. Amai, is dat niet wat hoog gegrepen, hoor ik u denken. Ja en nee. Ja, omdat dat natuurlijk niet lukt. Nee, omdat niet proberen na dat verblijf onmogelijk was geworden. En ook in het kluwen van gevoelens van onrecht, onmacht, schaamte enerzijds en feiten en verzinsels over migratie anderzijds heeft Scheffer met dit boek enige opheldering gebracht. Ik wil u dat niet onthouden.

De wereldwijde immigratie is geen voortschrijdend proces, zo leerde Scheffer mij, maar kent pieken en dalen. Zo laat de periode van 1850 tot 1914 een massale migratiebeweging zien vanuit Europa naar Amerika, dat qua aantallen vergelijkbaar is met de huidige migratiebewegingen. In de tussentijd (1914 – 1960) is er een enorme daling van de migratiebeweging. Aan het einde van de 20ste eeuw groeide het weer aan tot het niveau van vóór Wereldoorlog I.

De migratiedeskundigen Castles en Miller benadrukken tegelijkertijd het nieuwe aan de volksverhuizing in onze tijd ; ‘de huidige tijd onderscheidt zich door de reikwijdte van de immigratie, door de centrale rol die zij speelt in de binnen- en buitenlandse politiek en door de enorme economische en sociale gevolgen ervan’.  

Er bestaat een verlammende spanning tussen het streven naar een open economie (vrij verkeer van goederen en diensten) enerzijds en de roep om controle op bewegingen van personen (hermetisch afgesloten grenzen) anderzijds. En hoe verhoudt ge u daar in godsnaam tegenover ? Het klopt toch niet dat ik wanneer ik maar wil naar Kinshasa kan afreizen, maar dat een tegenovergestelde beweging enkel mogelijk is na een levensgevaarlijke reis op een bootje in de straat van Gibraltar.

De Britse econoom Philippe Legrain noemt dat een vorm van ‘globale apartheid’, die onhoudbaar is en niet kan worden gerechtvaardigd.  En zo voert hij aan; ‘de mengeling van morele betrokkenheid en angst voor sociaal oproer zorgde ooit (West-Europa 20e eeuw) voor een herverdeling tussen arm en rijk, dus waarom dat niet op wereldschaal overdoen ?' De grenzen openzetten dus.  

Anderzijds, voert Scheffer dan weer terecht aan, zijn er tegen onbeperkte migratie zwaarwegende bezwaren te opperen. Het gevolg zou een ongeziene braindrain van talenten en middelen uit de landen van oorsprong tot gevolg hebben en zou vanzelfsprekend botsen op de grenzen van het haalbare voor de ontvangende economieën. Daarnaast zou onbeperkte migratie de sociale en culturele rek van de samenleving te boven gaan. Nu al worden de grenzen ervan afgetast. Ofte de eerder aangehaalde ‘opstand der burgers’, zoals die zich het afgelopen decennium voordeed in de meeste West-Europese landen, waar telkens een significant deel van de bevolking heeft aangegeven dat ‘de maat vol’ was. Cfr. Vlaams Blok hier, Fortuyn en Wilders in Nederland, Front national (Fr), Liga Nord (It)…

Het gaat erom, schrijft Scheffer, hoe we de grenzen die de ingezetenen (inwoners van bv Europa) kunnen en willen verwerken te combineren met een aangehouden zorg voor de elementaire mondiale rechtsregels en ethiek. Of zoals ene Myron Weiner zegt ;

‘er bestaat een conflict tussen de morele verplichting van regeringen om de veiligheid en het welzijn van de eigen bevolking te garanderen en een meer universele moraal die het welzijn van mensen benadrukt, ongeacht waar ze ook leven’.

De Amerikaanse filosoof Michael Walzer scherpt dat conflict nog verder aan ; ‘wanneer staten elk onderscheid tussen de eigen burgers en anderen zouden verwerpen, dan zou het gevolg weleens een veel willekeuriger afsluiting en zelfbescherming op een lager niveau kunnen zijn, de zgn. ‘duizend vestingen’, waar een eigen recht- en beveiligingssysteem geldt. Een eerste vermoeden van zo’n wereld krijgen we door het in Amerika snelgroeiende verschijnsel van de ‘gated communities’ of ommuurde woonwijken. 

De publicist Manu Claeys (dat is volgens mij trouwens de meneer die zo goed als eigenhandig de lange wapper aan het afbreken is) komt met een even interessant als vaag voorstel;

—  dat het burgerschap ergens halverwege de nationale ziel en de vreemde cultuur moet gezocht worden  —

Zie, en daar kan ik ondanks die vaagheid wel iets mee. Zo luidt de nieuwe werelddoctrine volgens ikmijzelf. Nee, de grenzen dienen niet onbeperkt opengezet en ja, het eigen land (zij het België, Europa of in het allerslechtste geval Vlaanderen) dient gekoesterd en zo goed mogelijk aangepast aan de nieuwe realiteit. Maar daarnaast moeten er veel diepgravender inspanningen worden geleverd voor een rechtvaardiger wereld. Door de aanpassing van de wraakroepend discriminerende handelsovereenkomsten. Door een groots mondiaal of Europees georchestreerd marshall-plan voor Afrika ten bedrage van – ik zeg maar iets – 25 procent van het BNP. Of andere nog veel interessanter maatregelen door nog veel slimmer en bevoegder mensen dan ikmijzelf uitgedacht.

En in afwachting daarvan, zo begin ik dankzij deze nieuw verworven inzichten stillekes te begrijpen, moet ik op mijn eigen micro-niveau dan maar een gelijkaardig project opstarten. Ter lering en vermaak. Ik heb met mijn vrouw inmiddels bilaterale onderhandelingen opgestart om het passende deel te bepalen dat van ons gezinsbudget aan een eerlijker wereld zal worden besteed. Maar het moet meer zijn dan de schamele en hoogst symbolische 0,7 procent van ons eigen BNP. Wat mij betreft ook meer dan 7 procent. De uitkomst van deze onderhandelingen zal ten gepaste tijde middels een communiqué worden verspreid. Maar ge voelt, de eerste stappen van de definitieve verbetering der wereld zijn gezet.  Juicht, danst en zingt alvast, gij verworpenen der aarde…In Kinshasa is het feest vannacht.

Maar terug naar ‘het land van aankomst’ nu. Dat, de titel zegt het zelf, zijn focus legt op het eigen land. En haar schier onoplosbare problemen.

7.    het multiculturele drama

Scheffer’s conclusie over de huidige staat van het land is verre van rooskleurig;

‘Migranten uit alle windstreken hebben het aanzien van de grote steden veranderd. Wat ooit hun en onze bedoelingen zijn geweest, het doet er allang niet meer toe. De wereld heeft zich in onze wijken genesteld en dat is een verwarrende en schokkende ervaring. De markten, de godshuizen, de scholen en de sportverenigingen : alles en iedereen wordt geraakt door de volksverhuizing die gaande is en waarvan het einde nog lang niet in zicht is. En het is een verhaal van verlies, op alle fronten. De verdraagzaamheid en de vrijheid staan onder druk. De migratie die we nu meemaken heeft onze samenleving niet opener gemaakt. Integendeel. Oude vragen omtrent de positie van de vrouw en de vrijheid van meningsuiting zijn opnieuw actueel’.

We zijn heel bedreven geraakt in het herscheppen van de werkelijkheid zegt Scheffer: 'halftaligheid gaat door het leven als tweetaligheid, verarming noemen we kortweg een verrijking. De migratie van de laatste decennia een verrijking noemen voor de samenleving is cynisch, gezien de armoedige levensomstandigheden van veel migranten en hun kinderen, de bijhorende kansarmoede, de jeugdwerkloosheid, de povere toekomstperspectieven.

Scheffer verduidelijkt dat het hier uitdrukkelijk niet om een schuldvraag gaat, want ook de ontvangende samenleving heeft de nieuwkomers steeds wantrouwend tegemoet getreden. De afstand tussen de ingezeten en de nieuwkomers blijkt groot te zijn : de samenleving maakt de indruk van een eilandenrijk zonder veel bruggen. Achter een van hogerhand beleden harmonie zijn er dagelijks botsingen van culturen. Het vaak gebruikte begrip ‘diversiteit’ geeft geen houvast, noch de verwachting dat we mekaar ‘halverwege’ tegen moeten komen. Hoe stelt men zich dat ‘halverwege’ eigenlijk voor in steden met meer dan honderd verschillende nationaliteiten ? Het idee dat er mengvormen ontstaan lijkt heel aantrekkelijk maar wordt zelden concreet. Het compromis van de multiculturele gedachte komt in de praktijk dan ook vooral neer op náást mekaar leven en niet mét elkaar.

De vraag die ons zou moeten bezighouden is: wat leert de worsteling met de integratie ons over de zwakte van de samenleving als geheel ? 

‘Misschien’, zo besluit Scheffer niet onterecht, ‘is de integratie wel heel goed gelukt de voorbije jaren en hebben de nieuwkomers zich de onverschilligheid van de ingezeten aangemeten ?’. Ook wij (waar ik nu efkes spreek in naam van zo goed als alle blanke toneelmakende burgerjongens) zijn hieraan niet ontsnapt. Zoals Wouter Hillaert in zijn artikel ‘Dover zien en sterven’ terecht opmerkt valt uit het hedendaagse theater vooral af te lezen dat de komst van de migranten geen onderdeel uitmaakt van de geleefde of verbeelde werkelijkheid. Net als voor Paul Scheffer is ook voor mezelf de beschouwing van de van Suriname afkomstige schrijver Anil Ramdas de meest directe aanleiding geweest om me vragen te stellen over mijn eigen positie in dit alles;

‘Het is toch een formidabele wanprestatie van de Nederlandse (Vlaamse) vertellers om niet in te zien dat hun samenleving in de afgelopen twintig jaar drastisch van kleur en aard is veranderd ?  Terwijl een miljoen burgers hun dagelijkse vernederingen verbijten, kijken de Nederlanse (Vlaamse) schrijvers een andere kant op’. 

Bovenstaand citaat zou – moest dat kunnen – in lichtgevende letters uit deze boekbespreking moeten oplichten, omdat het uitlegt waarom ik hier al twee avonden als ne zot zit te typen. Niet omdat kik persé nen boek wil samenvatten maar wel omdat ik door bovenstaande woorden getroffen werd tot in het diepst van mijn allang niet meer blootliggende zenuwbanen. Omdat ik plots begreep waartoe mijn weg na de stilstand met de wonderlijke stukken ‘solo’ en ‘de goeie, de slechte & de lelijke’ moest leiden.

Uit die stilstand had ik al begrepen dat ik verhalen moest blijven vertellen, dat daarin mijn diepste essentie verscholen zat. En nu ineens werd het ook duidelijk waarover die verhalen moesten gaan. En de energie die zo vrijkomt, de honger, de goesting en de drieste overtuiging, dat alles is meteen mijn enige en grootste wapen. Voilà. Diepe buiging. En doek!

8.    de conclusie van Scheffer

Dit boek gaat over een zoektocht naar nieuwe woorden en inzichten en hoe uit deze botsing rond migratie een vernieuwing van de samenleving kan voortkomen. Wanneer we erin slagen om uit de schok van het vreemde een impuls van vernieuwing af te leiden dan zijn we verder dan waar we nu zijn.  De komst van de migranten is niet alleen onomkeerbaar, maar biedt een unieke mogelijkheid tot zelfbespiegeling.

We kunnen het alleen over integratie hebben als we onze eigen samenleving willen verbeteren. We moeten zoeken naar een wederkerigheid die verplichtend is. Immers ; de grondregel van alle integratie is eenvoudig : de ingezetenen mogen aan de nieuwkomers alleen vragen wat ze zelf bereid zijn op te brenegen. Wie naar integratie streeft, moet verhelderen wat de grondslagen van die samenleving zijn. Wie het erfgoed wil overdragen moet zelf een idee hebben over wat er wezenlijk is aan de eigen cultuurgeschiedenis. Zo slaan de eisen die aan de immigranten worden gesteld onherroepelijk terug op degene die deze eisen stelt. Dan wordt pas duidelijk dat we ook zelf tekort schieten. Misschien moeten we concluderen dat het land momenteel van steeds minder mensen is, dat het aan iedereen dreigt te ontglippen. De uitnodiging bestaat er nu in om zich het land opnieuw toe te eigenen en daarmee zal het een ander land worden.

Anders dan in Amerika is de immigratie in Europa nooit gezien als een belangrijk deel van de geschiedenis. Dat moet in de toekomst veranderen ; ook wij zullen in de toekomst meer en meer een natie van migranten zijn. Amerika heeft bewezen dat een samenleving met veel nieuwkomers een vitale economie en cultuur kan voortbrengen. Hun dynamiek bestaat eruit mensen met zeer diverse achtergrond te integreren in een idee over wat het betekent een Amerikaan te zijn. Een verduidelijking van de door Scheffer geprezen Amerikaanse migrantendynamiek levert de conservatieve Amerikaanse journalist Christoffer Caldwell.

‘Karakteristiek voor de VS is, in tegenstelling tot wat men denkt, niet de grote diversiteit in de smeltkroes maar de zachte zij het hardnekkige dwang om zich achter de vlag te scharen. Amerikanen mogen best twee identiteiten koesteren’, schrijft Caldwell, ‘als ze maar weten welke identiteit het belangrijkste is. Wie niet kiest voor Amerika, valt ook economisch uit de boot.’ 

En daarom, terug volgens Scheffer, moeten ook hier de oorspronkelijke bewoners zich beraden over hun land, over hun keuzes, over wat zij voor hun land kunnen betekenen. De komst van migranten opent geweldige mogelijkheden tot vernieuwing van de samenleving. Een mogelijkheid. Niet meer en niet minder.

Op stadsniveau is voor zo’n vernieuwing in de eerste plaats een nieuwe meerderheid van stadsbewoners nodig; dwars door de scheidslijn tussen ingezetenen en nieuwkomers, een meerderheid die zich verantwoordelijk voelt voor de toekomst van de stad. Gevraagd is een nieuw ‘wij’. Noch de oude, noch de nieuwe stadsbewoners lijken zich dat voldoende te realiseren.

Zonder een ‘wij’, zonder een verbeelde gemeenschap is er geen gedeelde verantwoordelijkheid voor het wel en wee van een samenleving. De Britse stadssocioloog Ali Madanipour schrijft dat het vraagstuk van sociale uitsluiting en integratie hoofdzakelijk draait om toegang.

‘Het gaat om toegang tot besluitvorming, toegang tot hulpbronnen en toegang tot gemeenschappelijke verhalen, die integratie bespoedigen. De politieke kant, toegang tot besluitvorming, en de economische kant, toegang tot middelen, krijgen altijd alle nadruk. Vergeten wordt dat de culturele kant van integratie, toegang tot gemeenschappelijke verhalen, minstens even belangrijk is.’

Verhalen dienen van oudsher om een band tussen de levenden en de doden te onderhouden, ze kunnen gezien worden als een contract tussen de generaties. Immers ; de beschaving waarvan we de erfgenamen zijn spreekt niet vanzelf. Verhalen veruitwendigen ook de relatie tussen burgers onderling. Telkens opnieuw moet onder woorden worden gebracht wat ons bindt en verdeelt. Door de komst van grote groepen immigranten, die het aanzien en aanvoelen van ons land veranderen, is de behoefte groot aan een nieuwe verbeelding van de gemeenschap.
 
9.    de revue van het onnoembare en ontembare leven

Het fenomenale MartHa!tentatief  werkt de komende jaren aan ‘de Revue van het onnoembare en ontembare leven’ . Schitterend doel is het leven in de veelkleurige stad aan het begin van de 21ste eeuw te verbeelden en het oneindig reservoir aan moderne verhalen aan te boren en middels revues met elkaar in interactie te laten treden. Het zijn de verhalen van mensen die hier gisteren zijn aangespoeld. Of veertig jaar geleden. Of die hier al heel hun leven wonen. Maar nu niks ni meer herkennen en drenkelingen geworden zijn in hun eigen stad.

Een revue is volgens Van Dale ‘een theaterstuk bestaande uit een aaneenschakeling van losse tonelen (…) meestal afgewisseld met zang en dans in veelal groots opgezette decors’.

De groots opgezette decors zijn in ons geval de straten, pleinen en verloren gronden van deze stad. De losse tonelen zijn schijnbaar dagelijkse taferelen ; mensen die op de tram wachten bij valavond, een groep jonge Oost-Europeanen op een bank in het stadspark of bijvoorbeeld de vernissage van een expositie van ‘straatkunst’ van de verslaafde dieren op ons plein. Zang en dans is er in de vorm van de toevoeging van een filmische soundtrack waarin de verhalen van de passanten, de wachtenden en de rondhangenden in voice-over verteld worden. En zo gaan al die levens, die op andere dagen naast mekaar geleefd worden, op een avond even een interactie aan en wordt het veelkantige universum van de moderne stad tastbaar.

'Ergens in die vierkante kilometer gaan we een stuk straat loskappen. Zodat dat precies een eiland is. Enkel de tramsporen. En de glasvezelkabels. En de rioleringsbuizen houden dat eiland nog vast aan de rest van de stad. En daar zetten we een tribune voor. En wachten we tot het licht vanzelf valt. En dan komen, in een schier oneindige stoet, honderden mensen over dat eiland gelopen. En ge hoort hun verhaal. Van sommigen wordt dat in één zin verteld. Die zijn weg voor ge ze goed en wel gezien hebt. Anderen brengen een stuk van hun satellietwereld mee. Nog anderen blijven heel de avond hangen. En alles draait rond de vraag wat hen hier gebracht heeft of wat hen hier houdt.'

Dat zou een revue kunnen zijn. Maar ook een vertelling over de levens van die jonge Polen, die op een bank in het stadspark hun zondag doodslagen. En ge zit daarnaar te kijken vanop een tribune, naar die Polen die daar zitten en blikken Pools bier drinken. En ge hoort hun verhaal. Welke spanningen onderhuids leven. Hoe ze naar mij kijken. Die mollige man die al vijf keer, en steeds amechtig hijgender, met zwierende tieten aan hun bankske voorbijloopt.

En wie weet hoort ge in de voice-over ook waaraan ik op dat moment denk. Dat ik samen met mijn vrienden van het toneel eens een toneel ga maken zie, dat het aanzien van de stad definitief gaat veranderen.

En nu, dames en heren, ga ik eindelijk stoppen met typen. Want als ik mijn eigen niet tegenhoud ga ik nog een blad of vier verder met een opsomming van al onze schoonste plannen en zotste ideeën. Want zoals ge de dat de afgelopen tien bladzijden hebt kunnen merken, zijn grote woorden en beschouwingen mijn absolute specialiteit. Die woorden in hartsverscheurende tonelen omzetten is – dat hebt ge de afgelopen tien jaar kunnen merken – al veel moeilijker. En daarom ga ik vanaf nu de straat op. Om naar de mensen te luisteren. Met de mensen te spreken. En er vervolgens toneel van te maken.

Het is intussen drie uur ‘s nachts in café Capitole. En gelijk ge al had vermoedt, heb ik hier niet twee nachten zitten schrijven, maar zeker vier. Drie mensen zijn centen aan mij komen vragen. Dertien een sigaret. Ik heb gesproken met Jago, die dakloos is. Met Toufik heb ik een Marokkaanse acteur ontmoet die onrustwekkend genoeg tevens een vriend is van Pol van de Rataplan. Ik heb tussendoor zeker weer een stuk of dertig spellekes Spider Solitaire gespeeld op mijne computer. Met de Roemeense dienster is er een zeer schone platonische liefde ontloken. En nu ga ik naar huis. Naar de eekhoorn en de welpkes, die hopelijk vredig liggen te slapen en niet aan het dromen zijn van een langzame verstikkingsdood in een container of van een sloepke op het midden van de grote zwarte zee.

En ik vraag mij af wat Paul Scheffer nu van deze tekst gaat vinden. Zou hij er zijn boek en zijn ideeën nog in herkennen ? Of gaat hij woest een publicatieverbod eisen ?

Moest dat zo zijn, dan ga ik zeggen dat hij dan maar eerst eens de Westerschelde moet beginnen uitdiepen…

Bart Van Nuffelen — Dinsdag 18 augustus 2009

Facebook icon
Twitter icon
terug naar boven